Zorgvuldig plamuren en schuren is de basis voor een strak geschilderd eindresultaat. Plamuren wordt nu nog makkelijker als je het stappenplan hieronder volgt.
Werk altijd met een breed en smal plamuurmes. Het brede mes dient als spatel waar een voorraad plamuur op ligt. Het smalle mes gebruik je voor het echte plamuurwerk. Zorg er altijd voor dat je plamuurmes helemaal schoon en vlak is.
Plamuur nooit op kaal hout. De hechting is dan minder en het vocht wordt te snel uit de plamuurlaag getrokken, waardoor de kans op scheuren groter wordt.
Zet het plamuurmes onder een hoek van 45º op de ondergrond. Trek het plamuurmes met een soepele beweging over de beschadiging. Tijdens die beweging maak je de hoek met de ondergrond steeds kleiner. Zo duw je de plamuur in de beschadiging. Zet het plamuurmes nu bijna recht op de ondergrond en trek het in één beweging over de beschadiging. Zo verwijder je alle overtollige plamuur. Zorg ervoor dat de plamuur alleen achterblijft in het gat en niet op het omringende hout. Laat de plamuur geheel uitharden.
Verwijder het te veel aan plamuur direct. Als het hard wordt, kost het namelijk extra moeite om het weer weg te schuren.
Breng meerdere dunne lagen aan, in plaats van één dikke laag. Lakplamuur krimpt bij het drogen. Daardoor kun je het gat niet in één keer strak opvullen. Er zijn meerdere lagen noodzakelijk.
Vul diepe gaten eerst met houtrotvuller. Dit bestaat uit twee componenten die je met elkaar mengt. Haal twee gelijke hoeveelheden uit beide blikjes en roer deze op een plankje goed door elkaar met een plamuurmes. Houtrotvuller krimpt niet en wordt na 12 tot 24 uur keihard. Plamuur het geheel vervolgens glad met een dun laagje lakplamuur.
Maak de plamuurmessen na afloop direct goed schoon met terpentine.